Friday 21 August 2015

Cryptozoologie en ontwikkeling : wetenschap rond mysteries in het dierenrijk


Cryptozoologie en ontwikkeling:  wetenschap rond mysteries in het dierenrijk .

Crypto-zoologie vormt een aparte tak wat direcht onder zoologie (dierwetenschap ) te plaatsen is ,echter nadien deze tak van sport minstens 80 jaar bestaat ,zijn er wetenschappelijke beweringen en duizenden vondsten  die toonden dat er meer is ,toch is de reguliere wetenschap er kritisch over .
Bernard Heuvelmans (Belgie,1916-2001)  word gezien als de oprichter en vormgever van de Cryptozoologie ,hij heeft talloze accounts opgetekend en onderzoeken geleid  en richtte de grootste vakgroep op die de Crypto-zoologie haar fundering zou geven .


 Bernard Heuvelmans geboren in Le Havre in 1916 als kind van een Belgische vader en een Nederlandse moeder. Waarschijnlijk was de familie toen op de vlucht voor de oorlog. Of Heuvelmans echt in België heeft geleefd, is niet helemaal duidelijk; de meeste van zijn kennissen verwijzen naar hem als een Fransman. Volgens Eric Joye, bezieler van de “Cercle de cryptozoologie” van Brussel, verdeelde hij zijn jeugd tussen België en Frankrijk. Hij studeerde aan de Université Libre de Bruxelles, waar hij in 1937 een doctorstitel in de biologie behaalde. Zijn doctoraat ging niet onopgemerkt voorbij; hij slaagde er immers als eerste in om het aardvarken, een tot dan onklasseerbaar zoogdier, binnen de systematiek van het dierenrijk te plaatsen op basis van de bijzondere tanden van deze soort. In het archief van de ULB is echter op het eerste zicht geen spoor van Heuvelmans terug te vinden .
Heuvelmans had zijn roeping gevonden. Hij reisde van Schotland (Nessie) tot de jungle van Congo (de Mokele Mbembe, volgens sommigen een reusachtige neushoorn, volgens anderen een apatosaurus) en van Patagonië tot de Himalaya, speurend naar onbekende diersoorten.  Hij ontmaskerde als eerste de fameuze yeti-schedel, beroemd gemaakt door de Everest-beklimmer Sir Edmund Hillary. Heuvelmans beschreef dit voorwerp als “…een ritueel object gemaakt van de huid van de serow (een plaatselijke geitensoort)”.
In 1958 verscheen een tweede populair boek over zeedieren, Le kraken et le poulpe colossal, en in 1965 volgde Le grand serpent de mer. Tot dan was Heuvelmans in wetenschappelijke kringen een gerespecteerd figuur gebleven. Er gebeurden dan ook gekke dingen in die tijd; musea waren fanatiek op zoek naar unieke exemplaren van bepaalde diersoorten. De speurtocht naar de coelacanth is hiervan een voorbeeld. De coelacanth (Latimeria chalumnae) is een kwastvinnige die nauw verwant is met de uitgestorven voorouders van de gewervelde landdieren. Men veronderstelde dat de coelacanthen uitgestorven waren, totdat in 1938 een exemplaar werd opgevist nabij Zuid-Afrika. In 1952 vond men, na intensieve speurtochten waarbij zelfs premies werden uitgeloofd, een tweede exemplaar nabij de Comoren.
Heuvelmans maakte televisie-uitzendingen en werd een graag  geziene medewerker van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. 





Centrum voor Cryptozoologie


In 1975 richtte Heuvelmans  in Zuid-Frankrijk het Centrum voor Cryptozoölogie op. Later verhuisde die instelling naar zijn huis in Le Vesinet. Enkele jaren geleden werd het stil rond Heuvelmans. Ontgoocheld over het gebrek aan erkenning schonk hij zijn hele verzameling en bibliotheek aan een Universiteit in Zwitserland.
Heuvelmans was waarschijnlijk tegelijk pionier en een soort  padvinder, iemand met een oprecht enthousiasme voor het herontdekken van uitgestorven gewaande diersoorten en de passie voor het  oplossen van  allerlei zoologische mysteries . Hij gebruikte zijn indianenverhalen-in-boekvorm vooral om fondsen te verzamelen voor reizen en onderzoek een nobel streven . Men kan hem slechts een teveel aan enthousiasme verwijten, wat af en toe tot slordige wetenschap leidde .  Maar ook al is hij als wetenschapper misschien iets ontspoord wat de strakke vormen en denkwijzen die bestaan in de fundamentele biologie niet altijd accepteren; hij heeft vele spannende expedities geleid en diverse avontuurlijke boeken geschreven waardoor waarschijnlijk heel wat jongeren  de dierwetenschappen wisten te vinden door te tonen hoeveel er nog te ontdekken valt.
 



Cryptozoologie de eerste vakwerken .

In 1892 publiceerde de Nederlandse zoöloog A.C.Oudemans het monumentale werk The Great Sea-Serpent, het begin van het cryptozoölogisch onderzoek. Hoewel Oudemans' vakgenoten hem weghoonden, bleek dat er toch nog  veel 'nieuwe' dieren te ontdekken vielen, bijvoorbeeld de Komodovaraan (1912)de Berggorilla (1 en de reuzenmuntjak (1997), een hertensoort in het regenwoud tussen Laos en Viëtnam. Geen van deze dieren was echter cryptozoölogisch in die zin dat er al een montagetekening gemaakt en gepubliceerd was op grond van ooggetuigeverslagen.
Deze vorm van  cryptozoologische verslaggeving vond uiteindelijk veel afname door werkelijke feiten die eerder na getuigen verslagen te horen ,opvolging vond door fysieke bewijzen van bestaande onbekende soorten te tonen .

Als de bijbel van de cryptozoölogie geldt het boek On the Track of Unknown Animals uit 1958 van de Belgische natuuronderzoeker Bernard Heuvelmans. Heuvelmans voert de talrijke waarnemingen van Yeti's, Nessies, Bigfoots, dinosauriërs, enzovoort terug op nog niet ontdekte diersoorten of overlevende prehistorische wezens. Tot de Internationale Vereniging voor Cryptozoölogie in Tucson/VS behoren 800 wetenschappers, waaronder 20 Duitsers. Critici verwijten cryptozoölogen mythen en vage waarnemingen te overschatten als een betrouwbare weergave van de realiteit. Destijds stelde Heuvelmans een lijst op van ongeveer 150 zogenaamde cryptiden, waarvan het werkelijke bestaan nog bewezen moet worden.



De legendarische Kraken (1) ,een van de meest beschreven zoo-mysteries .



Op een diepte van 1000 meter, in de zogenaamde abyssale zone, verbergt zich een van de laatste raadsels van het dierenrijk: de reuzeninktvis. Geen enkele onderzoeker had tot voor kort het vermeende zeemonster waarrond cryptozoölogen ijverig legenden spinnen, ooit levend gezien. Echter de bewijzen voor het bestaan van ontzagwekkende tienarmige zeemonsters blijven zich opstapelen . Een Reuzenpijlinktvis is in de oceanen een waanzinnig uitgekiend stukje evolutie ,uitermate gestroomlijnd ,met straalaandrijving voorziene ,met enorme tentakels uitgeruste superintelligente vechtmachine die nergens voor terugdeinst . Zijn grootste vijand is de Potvis,die de diepzeeen afduikt op zoek naar reuzenpijlinktvissen. Dergelijke ontmoetingen gaan niet zonder bloedvergieten, af en toe een vergiste de Potvis zich met een  te grote Kraken en moest zijn vangst  bekopen met zware verwondingen of zelfs het onderspit delven .


Zacht schommelt het bootje van de vissers Theo Piccot en Daniël Squires op de golven voor de kust van Newfoundland. De netten zijn binnengehaald. Vers gevangen kabeljauw spartelt in grote kuipen. Plots ontwaren de mannen in het water iets wat er als wrakhout uitziet. Ze roeien erheen. Squires slaat een ijzeren haak in het vermeende wrakhout, om het naar zich toe te kunnen halen. Op hetzelfde ogenblik siddert de boot onder een geweldige, doffe slag. Vuistdikke vangarmen duiken op uit het water en slingeren zich rond het vaartuig. Met een dapperheid die zijn leeftijd ver te boven gaat grijpt de twaalfjarige zoon van Theo Piccot een bijl. Hij slaat verschillende keren toe - en ziet met een mengeling van walging en fascinatie hoe een afgehakte tentakel zich rond het dek windt. Ziedend schuim bruist op als het mysterieuze monster terugzinkt in de diepten van de Atlantische Oceaan. We schrijven het jaar 1873.

De geschokte vissers brengen de zes meter lange vangarm naar de Eerwaarde Moses Harvey, een hobbyist-natuuronderzoeker in het kleine oord St. John. "Ik was aangegrepen door ontzag", schrijft de dominee later in een zoölogietijdschrift: "Ik was nu de eigenaar van een van de zeldzaamste curiositeiten van het hele dierenrijk - een echte tentakel van de geheimzinnige reuzenkraak, waarvan de zoölogie het bestaan eeuwenlang in twijfel trok. " Slechts enkele jaren daarvoor, in 1857, werd de reuzeninktvis voor het eerst door de Deen Japetus Steenstrup omschreven als Architheutis monachus (vandaag: dux), aan de hand van een bij Aalbaek aangespoeld exemplaar.

2001: de Amerikaanse zoöloog en inktvisexpert Clyde Roper staat aan de kust van Nieuw-Zeeland en wijst naar de open zee. "Slechts twee kilometer verder, in het diepe water, leven deze dieren. Ze zouden echter evengoed buitenaardse wezens op de maan kunnen zijn." Meer dan 100 jaar zijn verstreken sinds een vermeend mythisch schepsel een heel normale biologische soort werd, of in elk geval een aanzet daartoe. Want op de aarde bestaat een plaats die, nagenoeg zoals de maan, ontoegankelijk koud en duister is. Een gitzwarte afgrond, waarin de eigenaardige lichten van bizarre wezens opflakkeren als sterrebeelden. Een wereld die 62% van de aardoppervlakte inneemt en toch moeilijker te onderzoeken is dan het heelal: de abyssale zone, de wereld van de diepzee. Al op 800 meter heerst totale duisternis. Hier verbergt zich een van de laatste grote raadsels van de zeeën: een geheimzinnige reus, die wij mensen zo goed als nooit levend te zien krijgen. "Waarschijnlijk weten we meer over de dinosauriërs dan over de reuzeninktvis", betreurt Clyde Roper. Sinds decennia zoekt de wetenschapper naar het grootste ongewervelde roofdier ter wereld. In de lente van 1999 keerde Roper van zijn derde grote expeditie naar het rijk van de eeuwige nacht terug. Met het onderzoeksschip van het Nationaal Instituut van Water en Atmosferisch Onderzoek, Kaharoa, en de eenmansduikboot Deep Rover dobberde hij twee maanden lang voor de kust van Nieuw-Zeeland. De zoektocht was echter vergeefs. "De reuzeninktvis blijft een vluchtig en toch reëel geheim van de diepte", schreef hij de laatste dag in zijn logboek.

We weten niet precies hoe lang ze leven, noch hoe groot ze worden, hoe snel ze zwemmen of hoe ze met soortgenoten communiceren. Veel gegevens moeten uit de anatomie en het gedrag van kleinere soorten afgeleid worden. Toch onderschatte zelfs de fantasierijke schrijver Jules Verne het wezen met de wetenschappelijke naam Architheutis daarbij aanzienlijk: "Het was een reuzenkraak van geweldige afmetingen, zo'n acht meter lang. Zijn reusachtige blauwgroene ogen staarden ons aan", zo laat de Franse schrijver het diepzeemonster in 20.000 mijlen onder zee op de duikboot Nautilus los. In werkelijkheid kunnen inktvissen "een maximale lengte van 45 meter bereiken", vermoedt Frederick A. Aldrich van het Zeewetenschappelijk Laboratorium van de Memorial University in Newfoundland. Het tot hiertoe grootste dier trof men in 1880 dood aan op het strand van de Bay of Islands voor Nieuw-Zeeland. Het mat zo'n 17 meter en woog een ton. Ongeveer 200 aangespoelde kadavers, enkele door vissers gevangen en door de netten zwaar toegetakelde, oude en daardoor trage exemplaren, alsook een paar bekken van reuzeninktvissen uit potvismagen - dat zijn de weinige fragmenten van de verwarrende puzzel die Architheutis heet. Plus een paar toevallige ontmoetingen.

J.D.Starky was een sleepnetvisser die aan het begin van de vorige eeuw de Indische Oceaan bevoer. Op een nacht staarde hij in gedachten verzonken in het donkere water, toen een rond licht voor hem opgloeide. "Plots werd ik mij ervan bewust dat ik van zeer nabij in de ogen van een reusachtige inktvis staarde. Ik schrik niet zo vlug, maar dit koude, boze en onverschrokken oog was direct op mij gericht. Ik heb noch voordien, noch daarna ooit iets gezien dat zo hypnotiserend en zo intelligent was."




Tot dan houdt de Architheutis op 1000 meter diepte de uitkijk en wacht. Hij grijpt zijn slachtoffers in het eeuwige duister en beweegt zich geruisloos naar zijn volgende maaltijd. Twee van de tien vangarmen zijn langer en aan het uiteinde voorzien van een soort knots. Als dikke gummikabels snellen ze de prooi tegemoet om haar als met knijptangen te grijpen en naar de papegaaiachtige bek te voeren. De zeer gespecialiseerde rover legt de vissen stuk voor stuk neer en schuift ze via de met tanden versterkte tong de slokdarm binnen. Gadeslaan kunnen we hem daarbij niet. De ogen, zo groot als een flink soepbord kunnen 40 cm bereiken, (grootste in het dierenrijk), zien zo scherp dat hij alles in zijn omgeving kan overschouwen en elk net en elke duikboot kan ontwijken. 

** De legendarische Kraken oftewel the Giant Squid accounts zijn mij altijd bij gebleven ,de verhalen vanuit Moby Dick en Jules Verne 20.000 mijl onder zee, de verschrikkingen en de mysteries tot en met de vele vraagtekens en mysterieuze verslaggeving die herrijzen wat eens een totaal onbekend fenomeen bleek . Wat nu een vaststaand feit blijkt waar een aantal geslachten uit de Cephalopoda (Koppotigen) tot fenomenale afmetingen kunnen groeien ,heeft mij bijzonder geboeid vanaf het moment dat ik kon lezen,de adrealine komt reeds tegemoet bij het horen of zien van zulke overleveringen ,te bedenken wat mensen meemaken die dergelijke ontmoetingen zelf ondervinden.... De mysteries hebben niet afgedaan ondanks dat er nu veel meer bekend is geworden , nochtans heeft men nog altijd geen zekerheid waarmee men te maken heeft als we kijken naar verslagen van Marine vaartuigen of gevangen dode Potvissen met enorme verwondingen waarvan men goed kan zien dat we nog veel kunnen leren van de getuigenverklaringen aldus de cryptozoologen organisaties . 

M. Abuys

Bronnen :

The Hunt for Beast that hide for Man,Karl Shuker 
On the track of unknown animals ,Bernard Heuvelmans,
Cryptozoology.com
Cryptozoo.nomicon ,Loren Coleman 
wikipedia,cryptozoologie 
wikipedia ,Bernard Heuvelmans